Edwin Valkenburg: Dit is de prijs die we betalen voor warmte
Geplaatst op 22 november 2022
Al een tijdje hebben we te maken met heel hoge gas- en elektriciteitsprijzen. De gevolgen worden steeds duidelijker, vooral voor 2023 is de impact groot. Bedrijven besluiten te stoppen, gaan anders telen, later telen en/of gaan hun energievoorziening anders invullen. Er is echt wel iets gaande. Ook binnen de warmteclusters zien we de effecten. Zo verwachten we voor 2023 maar circa 50% van de warmte te leveren die we in 2021 leverden in de B3hoek. Ook weten we dat vrijwel alle geothermieprojecten het lastig hebben. Enerzijds omdat de SDE+ geheel wegvalt en anderzijds omdat de elektriciteitskosten fors stijgen. Als je in de sector zit, zijn dit allemaal begrijpelijke gevolgen. Alleen als je er van een afstandje naar kijkt, is het misschien wat minder logisch.
Geregeld krijgen we vragen over waarom het zo is of nodig is, dat de warmteprijs ook zo hard mee stijgt met de gasprijs. Immers de warmte die wordt afgenomen, wordt toch niet geproduceerd met gas? Ja, dat is zo. De vraag is daarom begrijpelijk. Niet alle warmte die wordt geleverd is direct qua kosten gerelateerd aan gas. Toch wordt de prijs er direct of indirect wel aan gekoppeld. Waarom is dat eigenlijk? Dit is een vraag die ik toch geregeld krijg.
SDE+
Om te beginnen is de warmteprijs van duurzame bronnen zoals geothermie en biomassa gekoppeld aan de gasprijs, vanwege de SDE+. De SDE+ is een subsidie die de onrendabele top van dit soort duurzame bronnen afdekt. De onrendabele top wordt vastgesteld door het verschil te bepalen tussen wat productie van duurzame warmte kost en de warmtekostprijs van het bestaande alternatief. In de glastuinbouw hebben we dan te maken met een gasketel of WKK. Omdat WKK als een te ingewikkelde referentie wordt beschouwd, wordt de warmtekostprijs van een ketel gebruikt. Dit eventueel gecorrigeerd met een factor tussen 0,7 en 0,9. Het verschil tussen beide kostprijzen is de onrendabele top, deze wordt als SDE+bedrag uitgekeerd. Hiermee ontstaat een harde afhankelijkheid van de gasprijs. Als, zoals nu, de warmtekostprijs van het alternatief hoger is dan de kostprijs van de duurzame bron, is er volgens de gekozen benadering geen onrendabele top meer. Gevolg is geen SDE+ en een veel hogere resterende warmteprijs die door afnemers betaald moet worden. Vaak aanzienlijk hoger dan de warmtekostprijs van het werkelijke alternatief in de glastuinbouw, de WKK.
Havenwarmte
Hoe zit het dan met andere warmtebronnen? Zo maken we voor ons B3hoek cluster gebruik van de stadsverwarmingsbronnen voor de stad Rotterdam. Onder andere warmte van een elektriciteitscentrale en van afvalverbranding. Warmte geproduceerd door een elektriciteitscentrale is uiteraard wel voor een deel gekoppeld aan de gasprijs, maar zeker ook aan de elektriciteitsprijs. Afvalverbranding heeft daarentegen helemaal niets te maken met gas, alleen wel met elektriciteit omdat dat er ook mee wordt geproduceerd. Toch zijn ook deze vormen van warmte gekoppeld aan de gasprijs. De verklaring hiervoor is te vinden in de inkoopafspraken die tussen producent en leverancier zijn gemaakt. De leverancier heeft aan de verkoopkant (consumenten) te maken met het zogenaamde ‘Niet-Meer-Dan-Anders-principe’, als het gaat om wat voor de warmte gevraagd mag worden. Dit is in wetgeving vastgelegd. De leverancier zal daarom de warmte willen inkopen bij de producenten o.b.v. prijsformules gekoppeld aan de gasprijs.
Volgen van alternatieven
We hebben het altijd best logisch gevonden dat we warmteprijzen of subsidie instrumenten koppelen aan de alternatieven. Dit is zeker niet alleen ingegeven vanuit behoefte van overheid als het gaat om subsidies en warmteleveranciers als het gaat om prijsformules. Het is zeker ook altijd de wens van eindgebruikers. Als wij met de ondernemers in de glastuinbouw praten over warmtelevering en wat dit mag kosten, wordt altijd gezegd: “Ik wil graag warmte afnemen, maar het mag niet meer kosten dan mijn beste alternatief”.
Het roer moet om
Conclusie: gemaakte keuzes en afspraken in het verleden, die toen best logisch leken, bepalen wat we nu betalen voor warmte. Maar is dit nu de echte waarde van warmte? Zijn er geen andere manieren om warmte te prijzen? Ja, natuurlijk zijn die er. Alleen, dan zal het roer echt om moeten. We moeten anders gaan kijken naar warmte, wat het kost en wat het waard is. Zeker als we in warmte een belangrijke oplossing zien voor de energietransitie.
Kostprijs plus
Kostprijs plus is een benadering die zou kunnen werken. Wat hiermee bedoeld wordt is dat de warmteprijs echt opgebouwd wordt vanuit de werkelijke kostprijs. De ‘plus’ is dan een vaste waarde die daar bovenop mag worden gezet voor risico en rendement. Dit zou al een verbetering zijn, want hiermee krijgt warmte een eigen waarde. Soms zal de warmteprijs hoger zijn dan de warmtekostprijs in de alternatieven en soms lager. Dit zullen we moeten accepteren. De warmteprijs is in een dergelijk model vrij stabiel. Dit accepteren zal makkelijker zijn, als er geen echt alternatief is waarmee je zelf de warmte kunt produceren. Als dit wel het geval is, zoals veelal in de glastuinbouw, dan zal dit er toch in resulteren dat er gearbitreerd wordt.
Warmtemarkt
Toch nog een keer het vergelijk met gas: ook de gasprijs werd in het begin qua prijs afhankelijk gemaakt van het toenmalige alternatief, namelijk olie. Op een gegeven moment ontstond een eigen volwassen gasmarkt, TTF. Deze kant moeten we met warmte ook op! Wat de prijs van warmte is, moet bepaald worden door de markt. Door vraag en aanbod samen te brengen, ontstaat op basis van marktprincipes een voor elk moment eerlijke prijs. Deze marktwerking kan werken voor lange termijn prijsvorming, maar zeker ook voor kortere termijn prijsvorming (dag vooruit). Binnen AgroEnergy geloven we hierin. Dit is de kant die we op moeten. We zijn ook realistisch, een warmtemarkt is niet de oplossing voor alle uitdagingen waar we nu mee te maken hebben. Ook zien we dat deze benadering de hele warmteketen anders doet laten organiseren, dat is een duidelijk aandachtspunt. Ondanks alle tegenwerpingen die bedacht kunnen worden, denken wij dat een warmtemarkt ons verder gaat helpen. Verder in de energietransitie. Dit is toch wat we allemaal willen.
Bron: Edwin Valkenburg