Schoolvoorbeeld van biologische bescherming

Schoolvoorbeeld van biologische bescherming

De tijd dat telers bij een plaaguitbraak meteen naar chemische insecticiden grepen, ligt gelukkig ver achter ons. Tegenwoordig maken ze er een erezaak van om zoveel mogelijk natuurlijke bestrijders in te zetten in hun kassen. Om daar de vruchten van te kunnen plukken, maken ze van proactiviteit hun tweede natuur. In een uitgebreid artikel getuigt early adopter Koen Neyens van de Verenigde Groentetuinders (VGT) in Rijkevorsel (België) over zijn succesvolle samenwerking met een leger ‘nuttige insecten’ van Biobest - het Belgische bedrijf dat biologische bestrijding en bestuiving wereldwijd op de kaart heeft gezet.

“Reeds in 1995, toen we startten met het telen van paprika’s in Olen, hebben we resoluut voor biologische gewasbescherming gekozen” steekt de enthousiaste paprikateler van wal. “Die branche stond toen nog in haar kinderschoenen, maar we hadden goede contacten met onze streekgenoot Roland De Jonghe - de oprichter van Biobest die zich in het begin vooral toelegde op het kweken van hommels als natuurlijke bestuivers. Daarmee hebben we trouwens nog testen uitgevoerd in het tomatenbedrijf van mijn ouders, het prille begin van een jarenlange samenwerking. Ook toen de familie Neyens in 2003 de handen in elkaar sloeg met de familie Wuyts om één groot bedrijf op te richten, was het van meet af aan duidelijk dat we de duurzame kaart zouden trekken. Ondertussen telen we samen 15 ha aan rode paprika’s in Rijkevorsel en 30 ha aan rode en gele paprika’s in Zeeuws-Vlaanderen.”

Ecologische inspanningen werpen vruchten af
Wie groenten kweekt op zo’n grote schaal, heeft liefst alle parameters onder controle. “In een gesloten systeem zoals een serre is dat veel makkelijker dan wanneer je in open lucht teelt”, licht Koen toe. “Er wordt nogal gemakkelijk met kritiek gegooid richting onze sector, maar wij doen er alles aan om de druk op de omgeving te minimaliseren. We hergebruiken bijvoorbeeld continu het regenwater dat op onze serres valt via een gesloten kringloop. Zo hebben we jaarlijks nauwelijks extra water nodig. Bovendien kan je in een serre hoge opbrengsten halen op relatief weinig oppervlakte. Onze serres net over de grens in Nederland worden verwarmd met de restwarmte van de naburige meststofproducent Yara Sluiskil, zodat we geen fossiele brandstoffen nodig hebben. Onze locatie heeft ook zo zijn troeven: het is hier het ideale klimaat om kwaliteitsvolle paprika’s te kweken (niet te warm, niet te koud en met voldoende natuurlijk licht) én we hebben een grote afzetmarkt in de directe, dichtbevolkte omgeving: de kern van Europa. Zo houden we transportkosten en bijhorende CO2-uitstoot zo laag mogelijk.”

Dat je het klimaat in een serre volledig onder controle hebt, maakt het ook een ideale biotoop om nuttige insecten in te zetten. “De keuze voor biologische gewasbestrijding is er een die we deels maakten uit ideologie, maar het is ook teelttechnisch de beste keuze. Want hoe je het ook draait of keert: chemische bestrijdingsmiddelen hebben een negatieve impact op de groei én de kwaliteit van onze planten. Voor de glastuinbouw komen er dan ook steeds nieuwe nuttige insecten op de markt om nog beter te kunnen omgaan met plaaginsecten. Zo hebben we de voorbije maanden in samenwerking met Biobest met succes een gaasvlieg uitgetest (zie verder), die zopas op de markt gekomen is als middel tegen bladluis.”

Streven naar biologisch evenwicht
Maar hoe werkt dat nu precies, zo’n biologische gewasbestrijding? Is het gewoon een kwestie van wachten tot je een schadelijk insect ziet en er dan zijn predator op loslaten? “Nee, zo eenvoudig is het helaas niet”, lacht Koen. “In het begin van ons teeltproces - in december planten we nieuwe paprikaplanten aan - blijft de serre volledig gesloten en komt er niets binnen van buitenaf. Toch beginnen we dan al met het inzetten van nuttige insecten. Want wanneer in de lente de luchtramen opengaan, zetten we letterlijk de deur open voor schadelijke insecten uit de natuur die de weg naar onze serres vinden. Wanneer die zich massaal vermenigvuldigen en de druk op onze planten opvoeren, moeten wij een leger nuttige insecten hebben klaarstaan. Zo’n grote aantallen kan je onmogelijk aankopen, dat kost een fortuin. Dus beginnen we in december al met het gecontroleerd inzetten van nuttige insecten, soms voederen we hen zelfs bij om snel tot een voldoende grote populatie te komen.”

“Omdat er in onze serres maar één plantensoort staat, vormen ze de hemel op aarde voor bepaalde plaaginsecten. Bij de paprikateelt gaat het over 4 schadelijke insecten die een probleem kunnen vormen: bladluis, trips, spint en witte vlieg. Door tegenover die plaagdruk nuttige insecten te zetten, proberen we een biologisch evenwicht te bereiken. De nuttige insecten hebben immers de schadelijke nodig om te kunnen overleven, het is dus niet onze bedoeling om alle ‘slechteriken’ af te doden. Er moet altijd een basispopulatie overblijven zodat onze nuttige insecten wat te eten hebben en zich kunnen vermenigvuldigen wanneer de druk van buitenaf toeneemt. Als je chemische middelen gebruikt, verstoor je dat natuurlijk evenwicht. Dat willen we dan ook tot elke prijs vermijden.”

Bladluisbestrijding: zes natuurlijke vijanden
Om de bladluispopulatie onder controle te houden, koos VGT zes natuurlijke vijanden uit het assortiment van Biobest die elkaar op verschillende vlakken aanvullen. Door meerdere bladluisvijanden in te zetten die onderling compatibel én complementair zijn, optimaliseren ze samen met Biobest hun strategie om aan bladluisbestrijding te doen.
•    Aphidius-System (Aphidius colemani) en Matricariae-System (Aphidius matricariae): twee sluipwespen die eieren leggen in het lichaam van een onfortuinlijke bladluis. Wanneer de eitjes uitkomen, eten de larven hun schadelijke gastheer van binnenuit op. Na het verpoppen ontsnapt vervolgens een nieuwe, volwassen sluipwesp via een gaatje uit de bladluis. Sluipwespen bewijzen hun nut in het begin van het seizoen, wanneer er nog maar weinig bladluizen in de serre zijn. Het zijn goede zoekers, die de eerste indringers kunnen opsporen aan de hand van alarmsignalen uitgezonden door de plant en de geur van honingdauw uitgescheiden door de bladluis.
•    Aphidoletes-System (Aphidoletes aphidimyza): een galmug waarvan de larven zich voeden met bladluizen. Het is een effectieve bestrijder met een zeer goed zoekgedrag. Bladluizen die gemist worden door Aphidius, kunnen zich beginnen vermenigvuldigen en dan komt Aphidoletes goed van pas. De vrouwtjes zetten hun eitjes enkel af in bladluishaarden en hun larven zijn echte veelvraten, waardoor ze heel efficiënt zijn, ook bij een lage plaagdichtheid.
•    Eupeodes-System (Eupeodes corollae) en Sphaerophoria-System (Sphaerophoria rueppellii): twee zweefvliegen waarvan de larven - net zoals bij Aphidoletes - bladluizen opeten. Het voordeel van deze relatief grote insecten zijn de lange afstanden die ze kunnen afleggen om bladluishaarden op te sporen. Eupeodes doet het beter bij iets lagere temperaturen, terwijl Sphaerophoria beter aangepast is aan hogere temperaturen. De volwassen zweefvliegen voeden zich overigens met pollen en nectar, waardoor ze kunnen bijdragen aan de bestuiving van de gewassen.
•    Micromus-System (Micromus angulatus): het nieuwste product van Biobest tegen bladluis is een bruine gaasvlieg waarvan zowel de adulten als de larven op bladluizen jagen. Het grote voordeel is dus dat je sneller effect boekt, want je hoeft geen week tot 10 dagen te wachten tot de eerste hongerige larven geboren worden.

Plagen herkennen en continu bijsturen
Om succesvol nuttige insecten in te zetten, heb je dus een waterdicht strijdplan nodig. Koen: “Daarbij is het superbelangrijk om plagen tijdig te herkennen, iets waar we al onze werknemers voor opleiden. Wanneer ze niet zeker zijn waarom een plant er wat minder uitziet, markeren ze hem met een ‘signal clip’, zodat wij hem makkelijk terugvinden en kunnen controleren. Natuurlijk vinden we nooit die éne bladluis die als eerste onze serre heeft gevonden, maar het is wel de bedoeling om plagen op te merken vooraleer ze écht een probleem vormen. Door continu te monitoren hoe onze planten erbij staan en d.m.v. vangplaten en -rollen beginnende schadelijke populaties op te sporen, kunnen we kort op de bal spelen en op de juiste manier bijsturen. Elke week komt een adviseur van Biobest langs om ons daarbij te ondersteunen, zodat we de aanwezige plaaginsecten met de juiste middelen kunnen bestrijden. Die adviseur kent ons bedrijf door en door, zijn technisch advies is dan ook echt maatwerk. Niet alleen voor de aankoop van nieuwe producten kloppen we dus bij Biobest aan, we steken ook telkens opnieuw de koppen bij elkaar om een zo goed mogelijke oplossing te vinden voor de problemen die zich op dat moment in onze serres ontwikkelen.”

Welk middel het juiste is, hangt af van plaag tot plaag, de infectiedruk, de verspreiding in de serre en nog veel meer parameters. “Om onze resultaten verder te verbeteren, rekenen we op de vele innovaties die vanuit Biobest onze kant uitkomen. Recente proeven in onze serres met de gaasvlieg Micromus - die geen enkele concurrent aanbiedt - waren erg succesvol: vrijwel meteen na het inzetten, konden we al zien hoe deze predator bladluizen aanvalt en opeet. Hoe we elk nuttig insect precies inzetten, is heel verschillend. Sommige komen hier aan als adult, andere krijgen we in eivorm toegestuurd. Biobest heeft voor elke gewasbeschermer een ‘best practice’ ontwikkeld: zowel het kweekproces, de verpakkingsmethode en de manier van verspreiden zijn geoptimaliseerd voor ieder organisme. Door verschillende nuttigen aan te reiken voor diverse omstandigheden en stadia van het kweekproces, biedt Biobest een totaaloplossing aan voor elke plaag waarmee we in onze serres geconfronteerd worden.”

Hoe ziet de toekomst eruit?
“De glastuinbouw is echt een voorloper op vlak van biologische gewasbescherming”, gaat Koen verder. “Hoe we daarmee omgaan, staat trouwens ook beschreven in de lastenboeken van Belorta, de veiling waaraan wij in het paprikaseizoen dagelijks dagvers leveren. Elke ingreep die wij doen, houden we dan ook nauwgezet bij om voor te leggen tijdens controles. Het is dus geen vrijblijvend engagement, biologische gewasbestrijding wordt breed toegepast binnen onze sector.”
Hoe gesofisticeerd alles er al aan toe gaat, toch is er altijd ruimte voor verbetering. “Op dit moment wachten we met veel ongeduld op de eerste rijdende robots die d.m.v. artificiële intelligentie plagen sneller kunnen opsporen. Daarvoor is Biobest een samenwerking aangegaan met het Canadese bedrijf ‘ecoation’. Zo’n robotkar rijdt ‘s nachts en in het weekend zelfstandig rond en scant alle planten met een nauwkeurigheid die mensen nooit kunnen halen. Op die manier zullen we plaaghaarden sneller kunnen opsporen, maar kunnen we het verloop van een infectie ook beter opvolgen. Het is immers niet altijd eenvoudig om te bepalen wanneer een maatregel goed aanslaat. In het begin van een plaag zijn er meer schadelijke insecten dan nuttige, maar het is heel waardevol om te weten op welk ogenblik dat evenwicht in de goede richting omslaat. Kunstmatige intelligentie zal ons helpen om dat moment heel precies aan te duiden - een schoolvoorbeeld van ‘precisielandbouw’. Hopelijk kunnen we in het voorjaar een proefkar uittesten en zo weer een nieuwe, grote stap zetten op vlak van duurzaamheid en efficiëntie.”

Bron: Biobest

Deel artikel



Meest gelezen