Starten met IPM bij opkweek 'logisch'

Starten met IPM bij opkweek 'logisch'

Armenië's toonaangevende producent van kasgroenten, Spayka, plukt de vruchten van het vroeg starten met IPM-programma's in hun lokale opkweeklocatie. Het eerder introduceren van natuurlijke vijanden in de gewascyclus is commercieel gezien een slimme zet – een trend die we ook steeds meer zien bij telers en opkwekers in Europa.

Spayka produceert diverse agrarische producten en produceert vanaf 2007 verse groente- en fruitsoorten voor GOS- en Europese landen. Het bedrijf is nu verantwoordelijk voor 70% van de export van alle verse groenten en fruit vanuit Armenië.

Met de ambitie om minder afhankelijk te worden van traditionele chemische gewasbeschermingsmiddelen, startte Spayka in 2020 in samenwerking met Biobest en de lokale distributeur Agro Master een eerste IPM-proef op 20 hectare. Die proef was zo succesvol dat het bedrijf binnen een jaar IPM omarmde op beide hightech locaties nabij de hoofdstad Jerevan, met een totaal van 115 hectare.

“In het Midden-Oosten, waar geen lokale gespecialiseerde opkweekbedrijven zijn, kweken grotere bedrijven over het algemeen hun eigen gewassen op”, vertelt Pascal Briand, IPM & Pollination Specialist bij Biobest. “Bij het verplanten hoeven de jonge planten slechts een zeer korte transportroute af te leggen en de lokale teams houden zo controle over het volledige productieproces. En, het meest belangrijk, er kan vroeg worden gestart met de IPM-programma's. 

Dit biedt voordelen als er sprake is van een hoge plaagdruk.” Het klimaat in de omgeving van Yerevan fluctueert van koude winters tot hete zomers, met temperaturen die geregeld de 40°C overschrijden.  De aanwezigheid van een groot aantal plagen vormt een risico voor de tomaten-, komkommer, paprika- en auberginegewassen.  

“De sleutel tot een goede controle is zo vroeg mogelijk starten met het IPM-programma, nog voor de eerste plagen verschijnen”, zegt Pascal. “Door de strategie al bij aanvang van de teelt te implementeren, bespaar je tijd en zorg je ervoor dat zich preventief, nog voordat er plagen aanwezig zijn, een heel leger van nuttige insecten kan ontwikkelen in het jonge gewas.”

Het draait allemaal om timing
Omdat sprake is van een hoge plaagdruk van de tomatenmineermot (Tuta absoluta)en witte vlieg, staat Macrolophus-System centraal in de IPM-strategie van Spayka. “Het kan even duren voordat deze generalistische roofwants uit de Miridae-familie zich ontwikkelt”, legt Pascal uit. “Het draait allemaal om timing. Om de plaag voor te zijn, richt de strategie zich op het introduceren van Macrolophus-System tijdens de opkweek, om ervoor te zorgen dat een week na het verplanten, en niet ervoor, een nieuwe generatie roofwantsen in het gewas aanwezig is. Als dit te vroeg gebeurt, is de kans groot dat deze zeer mobiele nuttige insecten wegvliegen wanneer de jonge planten naar de hoofdkassen worden verplaatst.”

“Hiervoor moet Macrolophus 7 tot 10 dagen voor het verplanten worden geïntroduceerd, met daarnaast een wekelijkse suppletie met Nutrimac-Plus™. Het eiwitrijke Nutrimac-Plus™ bevat eitjes van de meelmot Ephestia kuehniella, waarmee het aantal nakomelingen wordt geoptimaliseerd.”

“De strategie is heel succesvol: vanaf de lente ontwikkelt zich een mooie populatie Macrolophus in de tomatenplanten.”  

Vroege tripsbestrijding
Aubergine- en komkommerplanten hebben halverwege het seizoen vooral te maken met een hoge tripsdruk. Het opkweekteam van Spayka start het IPM-programma met Amblyseius cucumeris. “Amblyseius-System is los materiaal dat op de jonge planten wordt gestrooid”, vertelt Pascal. “Omdat de planten dicht op elkaar staan, is het eenvoudig om het product gelijkmatig te verdelen. Na het verplanten hebben de kleine roofmijten zich al goed in het gewas gevestigd en zijn ze klaar voor hun prooien.” 

“We werken nauw samen met het productieteam van Spayka om de beste IPM-compatibele spuitmiddelen te selecteren als back-up. Waar mogelijk kiezen we altijd voor biopesticiden die goed samengaan met onze nuttige insecten.”  

Groeiende trend in Europa
“Telers in Europa kopen hun jonge planten meestal van commerciële kwekers, waarmee de controle voor een deel uit handen wordt gegeven”, zegt Pascal. “We zien echter wel dat steeds meer moderne telers samenwerken met opkweekbedrijven om het gebruik van niet-IPM-compatibele spuitmiddelen te minimaliseren en strategieën te ontwikkelen om zo snel mogelijk met IPM te kunnen starten.”

“Het is logisch om bepaalde producten toe te passen wanneer jonge planten dicht op elkaar staan. Toepassing is dan eenvoudiger en vaak effectiever, wat leidt tot betere resultaten.”

“In komkommers wordt bijvoorbeeld het biofungicide ASPERELLO® T34 Biocontrol® veel gebruikt om de planten te beschermen tegen bodemgebonden ziekten, zoals wortelrot (Pythium). Dit bevordert uiteindelijk een gezonde wortel- en plantgroei. Een ander voorbeeld is NemaFence® Felti, dat nuttige nematoden bevat die aan het irrigatiewater worden toegevoegd om plagen zoals trips en varenrouwmuglarven te bestrijden.”

“In sommige Europese landen, zoals Frankrijk, is de plaagdruk met name hoog bij de tweede en derde komkommerteelt van het seizoen. Door de introductie van Swirskii-System en aanvullende voeding, kunnen opkwekers een leger van natuurlijke vijanden creëren dat paraat staat in de jonge planten, wat met name effectief kan zijn als de kas niet wordt gereinigd tussen twee productiecycli.”

Verbeterde scouting en monitoring
Hoewel het in kassen met planten die dicht bij elkaar staan makkelijker is om te spuiten en nuttige insecten te verspreiden, is het scouten en monitoren van plagen een heel stuk uitdagender. 

“We zien een groeiende interesse van opkwekers in ons Trap-Eye™-systeem voor plaagmonitoring,” zegt Pascal. “Dit snelle en accurate systeem, dat op zonne-energie werkt, neemt automatisch foto's van de gele vangplaten om vliegende insecten te standaardiseren, identificeren en tellen.” 

“Met Trap-Eye™ bespaar je tijd en arbeid, het verbetert de plaagidentificatie en nauwkeurigheid bij het tellen en kan ook worden gebruikt om wantsen uit de Miridae-familie, Macrolophus en Nesidiocoris, te monitoren. Het is een hoogtechnologisch hulpmiddel dat een volledig overzicht kan genereren van de opkweekkas, inclusief plaag-heatmaps en grafieken van insectentrends. Hierdoor kunnen opkwekers bestrijdingsprogramma’s gericht inzetten, wat uiteindelijk helpt om jonge planten en IPM-programma’s optimaal van start te laten gaan.”

 

Bron:

Deel artikel